Algoritmes filteren wat kinderen en jongeren zien: en daarmee ook hoe zij denken, voelen en zich vormen. Ze versterken voorkeuren, herhalen patronen en vergroten risico’s op het gebied van zelfbeeld, polarisatie en verslaving. De ontwikkeling van jongeren vindt zo plaats in een digitale omgeving die deels buiten hun zicht én grip ligt.
Algoritmes zijn geen neutrale rekenmachines. Ze bepalen wat zichtbaar is, wat relevant lijkt, en wat als ‘normaal’ wordt gepresenteerd – op basis van gedrag, voorkeuren en aandacht. Voor jongeren, die zich nog volop ontwikkelen, zijn deze keuzes allesbepalend.
1. Wat je vaak ziet, vormt wie je wordt
Jonge breinen zijn neuroplastisch: herhaling creëert verbindingen. Wanneer het algoritme van een platform als TikTok herhaaldelijk video’s toont over uiterlijk, status, angst of succes, versterken zich bepaalde denkpatronen. Niet omdat jongeren daarvoor kiezen, maar omdat het systeem leert wat ‘werkt’. Wat opvalt, wordt herhaald. Wat engagement oplevert, wint. En zo schuift de norm op – vaak onmerkbaar.
2. Het algoritme weet meer dan je denkt
TikTok kijkt niet alleen naar wat jongeren bekijken, maar ook naar hoe lang, wanneer, met welke gezichtsuitdrukking en in welke context. Het herkent patronen van verveling, onzekerheid of nieuwsgierigheid – en past zich daarop aan. Daarmee wordt het algoritme geen hulpmiddel, maar een actieve beïnvloeder. Jongeren zijn niet alleen gebruikers, maar ook databronnen. En die data sturen hun ervaring aan.
3. Gevoelig voor ‘keuzearchitectuur’
Volgens gedragswetenschappers als Dan Ariely en Daniel Kahneman is ons gedrag grotendeels onbewust. Jongeren, met een nog in ontwikkeling zijnde rationele denkkracht (‘systeem 2’), zijn extra vatbaar voor automatische prikkels. Ze klikken, swipen en reageren intuïtief. Het idee dat zij “zelf wel weten wat goed voor ze is” houdt geen stand in een omgeving die juist ontworpen is om die intuïtie te benutten – of te misbruiken.
4. Beïnvloeding van zelfbeeld, sociale vergelijking en risicogedrag
Content die inspeelt op sterke emoties – zoals angst, woede of bewondering – scoort beter. Het algoritme versterkt dit type inhoud. Jongeren die één keer zoeken op ‘afvallen’ of ‘perfect body’, krijgen al snel een stroom vergelijkbare video’s te zien. Dat leidt tot vervormde normen, internalisering van onrealistische idealen, en in sommige gevallen tot mentale problematiek zoals eetstoornissen of depressieve gevoelens.
5. Het ontbreekt aan een moreel kompas
Een algoritme heeft geen opvoeddoel. Het is geoptimaliseerd voor aandacht en betrokkenheid – niet voor welzijn. In tegenstelling tot ouders of leerkrachten kijkt het niet naar wat een kind nodig heeft, maar naar wat een klik oplevert. Wat ethisch onwenselijk is – zoals het pushen van polariserende of schadelijke content – kan binnen de logica van het algoritme juist succesvol zijn.
Kortom: algoritmes vormen een onzichtbare maar diep ingrijpende laag in de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Ze beïnvloeden hoe zij denken, zichzelf zien en zich tot anderen verhouden. Digitale opvoeding vraagt daarom meer dan schermtijdbeperking. Het vraagt om bewustwording, gezamenlijke normstelling en digitale bescherming – van ouders, scholen én overheid.
Geef een reactie